top of page
  • Eva Voogt

Ik zwaaide


Aan de achterkant van ons huis is een binnentuin waar we op uitkijken. Langgerekte tuinen van de grachtenpanden aan de Keizersgracht. Een vriendinnetje van vroeger woont in een van die grachtenpanden, althans haar ouders en broertje wonen daar. Ik neem aan dat zij inmiddels ook op zichzelf woont.


Vroeger speelde ik weleens bij haar. Ik weet nog hoe vreemd het was om vanuit haar tuin naar mijn eigen huis te kijken. Ik schrok ervan hoe goed je bij ons naar binnen kon kijken: met enige regelmatig vergat ik tijdens het omkleden de gordijnen dicht te doen. Bij dit vriendinnetje speelden we vaak 'tuintje springen'. Dit deden we ook wel bij andere vrienden met een grachtenpand en een tuin. (Ik zat in de grachtengordel op de basisschool). Tuintje springen ging als volgt: je begint in de tuin van de vriend(in) van je, vervolgens klim je over de begrenzing (hek/schutting/heg) en zo ga je van tuin naar tuin en probeer je zo ver mogelijk te komen zónder gezien te worden. Soms kwam er ineens een bulldog op je af rennen, of een boze meneer, of (nog erger) een boze meneer met een bulldog maar dat was allemaal deel van de pret.


Nu ik weer even bij mijn ouders woon, kijk ik veel naar deze binnentuin die ooit een groen paradijs was. Inmiddels is een deel betegeld en zijn verschillende bomen gekapt. Maar nog steeds is het heerlijk om naar buiten te kijken; de knoppen in de bomen die langzaam opengaan, de twee grijze katten die bij de buren hun ontlasting doen, de groene parkieten die rustig met elkaar de dag bespreken. Vroeger zagen we 's avonds ook nog weleens vleermuizen door de tuin heen vliegen. Ze vlogen ongeveer op onze hoogte (vierhoog) razendsnel langs de ramen. Alleen als je goed keek, zag je dat het geen zwaluwen waren maar vleermuizen. Sommige gasten die bij ons kwamen eten, vonden het griezelig. Ik vond het altijd wel iets magisch hebben.


Toen ik vandaag naar de binnentuin keek, zag ik ineens me kleine zelf achter een boom schuilen in een van de tuinen. Blonde haren, blozende wangen, vlekken op haar broek. Ze keek langs de boom naar het huis waartoe de tuin behoorde. Ze haalde twee keer diep adem en rende vervolgens vliegensvlug naar de struik aan de andere kant van de tuin. Nog voordat haar vriendinnetje bij haar was, klom zij al over het volgende hek heen. Met een klap kwam ze neer in een nieuwe tuin. Ze keek omhoog om te zien of er iemand bij haar thuis was. Ik zwaaide.


bottom of page